Parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw en Sint-Petrus en Paulus, beschermd als monument bij besluit van de regent van 03.07.1943 (toren en oude delen van het koor) en KB van. 28.07.1977 (uitbreiding tot het geheel). Vrijstaande kerk ingeplant aan de oostelijke straatzijde tegenover een weinig uitgesproken plein, voorheen met deels omringend kerkhof (afgeschaft in 1938).

Over de vroegste geschiedenis van de kerk is nog weinig gepubliceerd. Een beperkt archeologisch onderzoek (2005-2006) door de Archeologische Dienst Waasland bracht meer inzicht in de voor- en bouwgeschiedenis van de huidige kerk. Vaststaand is dat te Waasmunster, Moederparochie van het Land van Waas, al een kerk bestond in 1117 toen Lambrecht, bisschop van Doornik, Kemzeke als zelfstandige parochie afscheidde van Waasmunster. Later volgde de afscheiding van de parochies Lokeren (1139), Sint-Niklaas, Belsele en Sinaai (1217). Het vermoeden dat hier een romaans kerkje heeft bestaan lijkt door het r archeologisch onderzoek te worden bevestigd. Uit eerste bevindingen kan een voorlopige bouwchronologie worden opgesteld. Een driebeukige romaanse kruiskerk van Doornikse kalksteen, werd eind 15de-begin 16de eeuw in laatgotische stijl verbouwd. Later hadden nog enkele 18de- en 19de-eeuwse verbouwingen plaats. Er zijn echter ook aanwijzingen gevonden voor het bestaan van een eerste romaans eenbeukig kerkje, namelijk uit de resten van de vroegere “westgevel/bouw” opgetrokken uit gerecupereerd Gallo-Romeins bouwmateriaal zoals fragmenten van dakpannen, Romeins beton, Doornikse kalksteenblokken met roze mortel. Mogelijk bezat de eerste zaalkerk een houten voorloper (nog geen sporen vastgesteld).

In de driebeukige, tweede romaanse kerk werden verschillende vloerniveaus onderscheiden, de oudste te dateren voor het midden van de 12de eeuw. In de 15de-16de eeuw werd deels op de romaanse funderingen de laatgotische kerk gebouwd, ditmaal in kalkzandsteen. Aan de westzijde van de romaanse kerk werd een westtoren met zijkapellen opgetrokken, de buitenmuren van de zijbeuken werden vervangen door bakstenen muren met kalkzandstenen parement waarbij een correctie gebeurde aan de oriëntatie van de vroegere kerk, de transepten werden verlengd en een nieuw koor gebouwd. Volgens een akte van 1374, opgetekend door De Potter, zou de toren toen grotendeels herbouwd zijn. Een steen boven het nog bestaande gotisch portaal met opschrift: “A° IVc IIII” wordt als jaartal 1404 geïnterpreteerd. Nog volgens de De Potter had de kerk oorspronkelijk de vorm van een Latijns kruis met middenbeuk, smalle zijbeuken, een transept en koor met zijkoren. Een jaarsteen in de buitenmuur van het koor geeft als opschrift: “A° XV XVII”, geïnterpreteerd als jaartal 1517. Na de beeldenstormen van het einde van de 16de eeuw kwam het herstelwerk maar langzaam op gang. Volgens een visitatieverslag werd het schip opnieuw opgetrokken in 1608 en het koor hersteld in 1617. Een document, bewaard in het Rijksarchief in Gent en daterend uit het begin van de 17de eeuw, toont de plattegrond van de toenmalige kerk met een soort westbouw met vierkante toren geflankeerd door torenkapellen, een schip en smalle zijbeuken van vijf traveeën gescheiden door vierkante pijlers, uitspringend transept, aansluitend hoofdkoor en zijkoren van twee traveeën, respectievelijk met een vijfzijdige en driezijdige sluiting. De Gazette van Gent van 26.02.1784 vermeldt de openbare aanbesteding van de uitbreiding van de kerk. De plannen en uitvoeringsvoorwaarden werden opgemaakt door architect Donay. Het kapittel van Doornik stelde architect Wijnck (Brussel) aan en aannemer Matthieu voerde de werken uit. Hierbij werden de zijbeuken en westgevel verbreed tot de breedte van de transeptarmen die hierdoor verdwenen. De nieuwe zijmuren werden deels in gerecupereerde zandsteen opgebouwd, deels in baksteen opgehoogd. Sloop van de oude sacristie en bouw van een nieuwe aan de zuidzijde in 1785; uitgebreid in 1844 (zie jaarsteen op de sluitsteen in de oostgevel) en symmetrisch daaraan in het noorden aangebouwde doopkapel gebouwd naar plannen van architect Bernard Cnops (Dendermonde). In 1845 werden de twee vensters in de westgevel dichtgemaakt. Middenbeuk in 1855 verhoogd en onder een afzonderlijk zadeldak geplaatst. Nieuwe marmeren vloer geplaatst in 1855. In 1868 wordt de toren met enkele rijen baksteen verhoogd en voorzien van een hoge ingesnoerde naaldspits naar plannen van architect A. Van Assche. In de loop van de 19de eeuw werd een deel van het meubilair vernieuwd en werden nieuwe glasramen geplaatst. In 1881-84 vonden restauratiewerken plaats onder leiding van architect Edmond Serrure. Tweede grote restauratiecampagne van exterieur en interieur tussen 1978 en 1989 onder leiding van architect F. Weyers (Sint-Niklaas).

De plattegrond van de pseudo-basilicale kerk ontvouwt een driebeukig schip van zes traveeën met ingebouwde vierkante westtoren en een deels ingebouwde spiltrap aan de zuidzijde, hoogkoor en zijkoren van twee traveeën, met driezijdige sluiting voor de zijkoren en vijfzijdige sluiting van het hoogkoor. In het noorden aangebouwde vroegere doopkapel, in het oosten en het zuiden de sacristie. Kerk oorspronkelijk volledig opgetrokken uit zandsteen, de latere uitbreidingen in Massangis en de verbrede zijbeuken, verhoogd hoogkoor, sacristie en vroegere doopkapel uit baksteen. Afdekkend leien zadeldak boven de middenbeuk, leien lessenaarsdaken boven de zijbeuken en hoge leien naaldspits boven de toren.
Zandstenen westgevel in het midden gedomineerd door de stoere vierkante toren, met twee boven de gevel uitstekende geledingen, gestut door op de hoeken geplaatste zware verjongende en versneden steunberen; aan de zuidzijde voorzien van een deurtje en schietgaten ter verlichting van de ingebouwde spiltrap. Begane grond met korfboogvormig portaal (bij de laatste restauratie vernieuwd in Massangis) in sterk geprofileerde zandstenen omlijsting, onder meer met een peerkraalprofiel, op typische laatgotische basis; waterlijst verrijkt met koolbladmotieven en centrale kruisbloem; poort met versierde makelaar. Links boven de boog, ingewerkte steen met inscriptie: “A° IVc IIII”. Aflijnende waterlijst en hoog spitsboogvenster met vierledige gotische tracering met baksteenvulling. Omlopende waterlijst. Zijtraveeën met smal spitsboogvenster met tweeledige tracering, eveneens gedicht met een baksteenvulling; erboven kleine oculus met vierpas. Duidelijk zichtbare bouwnaad van de verbreding van 1784, links en rechts. Schuine dakrand afgewerkt met dekstenen eindigend op een schouderstuk. Links van de toren, kerkpui van 1732 met jaartal ingewerkt in het fraai gesmeed ijzeren hek op hardstenen sokkel. Blinde torengeleding en klokkenkamer met aan elke zijde twee spitsboogvormige galmgaten in geprofileerde omlijsting onder gekoppelde waterlijstjes; uurwerkplaat in de zwik ertussen. Steunberen eindigend op geprofileerde dekstenen ter hoogte van de galmgaten. Hoge ingesnoerde naaldspits met dakkapelletjes en bekronend ijzeren kruis met vergulde bol en weerhaan. Tegen de zuidkant aanleunend vijfzijdig traptorentje onder leien dakje.
Zijbeuken met bakstenen noord- en zuidgevel op hoge zandstenen plint, geritmeerd door zes rondboogvensters in gecementeerde omlijsting; zandstenen hoekkettingen aan de westzijde.
Aan de noordzijde, op de bouwnaad tussen de eerste en de tweede travee, een neoclassicistische hardstenen portiek onder leien schilddak, vermoedelijk uit de eerste helft van de 19de eeuw, met zevende statie van de ommegang van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën of Heikewipommegang (zie eerste statiekapel, Molenstraat zonder nummer). Tegen de achterwand met imitatierots bekleding aangebrachte bakstenen nis; voorzien van polychroom plaasteren reliëftafereel van 1938 achter ingelijst glas, door beeldhouwer Aloïs De Beule, met voorstelling van de graflegging van Jezus (zie overschilderd opschrift onderaan).

Tegen de noordelijke zijbeuk: in 1931 opgerichte grafkelder van de familie Ortegat-Janssens de Varebeke, uitgevoerd door de gebroeders Mijncke in de vorm van een neoclassicistische hardstenen portiek, omgeven door een ijzeren hekwerk. Eerste travee aan de zuidzijde bovenaan aangebrachte zonnewijzer, vernieuwd naar de oorspronkelijke, waarschijnlijk 18de-eeuwse zonnewijzer. Zijkoren van twee traveeën in zandsteen, begrensd door versneden steunberen, thans met één aangepast rondboogvenster en één behouden spitsboogvenster met vierledige gotische tracering onder omlopende waterlijsten. Gedichte spitsboogvensters in de driezijdige sluiting. Tegen de eerste travee van het zuidelijke zijkoor: merkwaardig sculpturaal arduinen grafteken van de familie de Neve-Coloma, opgericht in 1845 door baron Victor de Neve, met familiewapen en 32 familiekwartieren. Op de grond ervoor: oude grafsteen van de familie van Steelant-van Caestre (begin 17de eeuw), voorheen door ijzeren hek omgeven. Hoogkoor met in baksteen verhoogde muren, begrenzende versneden steunberen en spitsboogvensters. Zijvensters in zandstenen omlijsting onder waterlijst, onderaan deels opgevuld met baksteen. Middenvenster met gotische tracering, gedicht met baksteenvulling. Ervoor geplaatste Calvarieberg met gepolychromeerd gipsen Christusbeeld op eikenhouten kruis, en gepolychromeerde beelden van Maria (witte klei) en Johannes (roodbakkende klei), uit de 19de eeuw (circa 1840?). Op de sokkel: gedenksteen in verband met het herstel van de Calvarieberg door weduwe A. De Belie in 1886. Eronder jaarsteen met opschrift: “A° XVc XVII”.

Ten zuiden, tegen het hoogkoor en zijkoor aangebouwde deels 18de- en deels 19de-eeuwse sacristie met leien schilddak; baksteen met verwerking van zandsteen voor de deur- en vensteromlijstingen. Voorheen beraapt. Spiegelboogdeur in vernieuwde omlijsting met tussendorpel, sluitsteen en geprofileerde waterlijst. Omlijste spiegelboogvensters voorzien van ijzeren tralies. Jaartal “1844” in sluitsteen van oostelijk venster. In de 19de-eeuwse uitbreiding aan de zuidzijde: een omlijst spitsboogvenster met ijzeren tralies en fraai schrijnwerk met ruitvormige roeden. Voormalige doopkapel (1844) aan de noordzijde, met gelijkaardig spitsboogvenster.
Thans gepleisterd en egaal witgeschilderd kerkinterieur. Brede middenbeuk van de zijbeuken gescheiden door rondboogarcaden op Toscaanse zuilen met achthoekige kapitelen op achthoekige basis. Omlopende gekorniste kroonlijst en overwelving met gedrukte koepelgewelven, gescheiden door brede gordelbogen. Torentravee met spitsbogen gedragen door zware bundelpijlers op een achtzijdige sokkel en vereenvoudigd kapiteel (voorheen met koolbladeren); twee halfzuilen tegen de westgevel met behouden kapiteel met dubbele rij koolbladeren, zichtbaar van op het doksaal; overwelving met kruisribgewelf met klokkengat. Indrukwekkend portaal van grijze, rode en witte marmer met afgeronde hoeken, met centrale rondboogpoort in een geprofileerde omlijsting met sluitsteen. Vier roodmarmeren zuilen dragen een klassiek hoofdgestel en de vergulde leuning van het doksaal, boven de deur voorzien van een cartouche met opschrift: “della MJFC-VD/ dono dedit/ anno 1849”. Koorgewelf met brede ribben aanzettend op een geprofileerde kroonlijst op trigliefconsoles. Zijkoren met spitsboognissen van gedichte vensters links en rechts van de altaren. Twaalf rondboogvensters van de zijbeuken met medaillons met de Twaalf Apostelen ontworpen door J. Beernaert (Gent) geplaatst in 1872. Vier koorglasramen gesigneerd Charles Van Crombrugge en gedateerd (1865, 1866, 1867, 1868), met taferelen uit het leven van Onze-Lieve-Vrouw, geschonken door baron J.B. de Neve de Rode. Twee neogotische glasramen (zijkoren) geschonken in 1868 door baron J.B. Vermeulen-Dons, ontworpen door J. Béthune. Twee glasramen van de zijkoren gedateerd 1870, volgens het Liber Memorialis ontworpen door Charles Van Crombrugge.

Mobilair. Schilderijen: Golgotha, of Christus aan het kruis, stijl van G. de Crayer, doek, 17de eeuw; Aanbidding der herders, school van Otto Venius, paneel, ca. 1600; Verrijzenis, school van Otto Venius, paneel, circa 1600; Verrezen Christus en de boetvaardige zondaars, altaarstuk Sint-Annakoor, doek, 17de eeuw; De voorbereiding tot de geseling van Christus, door E. Quellinus, doek, circa 1635; Christus aan het Kruis (in memoriam), paneel, 1781. Beeldhouwwerk. Heilige Petrus, Heilige Jacobus, Heilige Paulus en Heilige Andreas, witgeschilderd hout, op sokkel met naam, 17de eeuw (?), in hoogkoor; Heilige Ambrosius en Heilige Rochus, witgeschilderd hout; sokkel met opschrift, geschonken door Mw. Vermeulen, 1866, in Sint-Annakoor; gekroond Onze-Lieve-Vrouwebeeld met Kindje Jezus, in Onze-Lieve-Vrouwealtaar, hout, geschonken in 1878 door barones de Neve, Heilige Johannes en Heilige Petrus, witgeschilderd hout, 19de eeuw, in nissen doksaal; Heilige Jozef met Kind en Heilig Hart, eik, voorheen gepolychromeerd, in 1874 geschonken door barones Vermeulen. Hoofdaltaar. Neobarok portiekaltaar door architect B. Cnops, 1845, vernieuwd door beeldhouwer De Preter (Borgerhout) in 1859, witgeschilderd en verguld hout, herplaatst altaarstuk Golgotha, nieuw tabernakel; marmeren tombe door beeldhouwer J.B. De Pauw. Zijaltaar toegewijd aan Onze-Lieve-Vrouw, barok portiekaltaar, 17de eeuw, geschilderd hout, hersteld en verhoogd in 1848 door Denis Dath met marmeren tombe en treden door J. B. De Pauw, beelden van Onze-Lieve-Vrouw met Kind, Heilige Cecelia en Heilige Barbara. Zijaltaar toegewijd aan Heilige Anna, barok portiekaltaar, 17de eeuw, geschilderd hout. Koorbanken, eik, gedateerd 1716. Armendis, eik, gedateerd 1747. Lambriseringen in hoogkoor met koorgestoelte, op de rechter bank gedateerd 1716, in 1858 verrijkt met veertien medaillons met bustes van Heiligen of schilden door I. De Wilde; in de zijbeuken vernieuwd in 1849-1853 door F. J. Leonard, afgewerkt door I. De Wilde in 1858; lambriseringen rond twee koorzuilen in rococostijl met bekronende puttifiguurtjes. Communiebank, tweede helft 17de eeuw, geschonken door Philip d’Hanins-de Pickere (zie wapenschilden), in barokstijl, eik. Preekstoel, neogotisch, naar plannen van Willem Geefs (Brussel) van 1837, eik met vergulde panelen, inscriptie op de trappalen: “Confecit Gielmus Geefs” en “pastore Danssaert 1839”. Twee barokke biechtstoelen ingewerkt in de lambriseringen van noord- en zuidbeuk, 17de eeuw door Jacobus Ulleven, eik. Twee sobere biechtstoelen van 1838 door August Coene. Orgel van 1864 gebouwd door P.J. Vereecken (Gijzegem), gerestaureerd in 1911 door A. D’Hondt (Leuven), in 1921 en 1964 door Delmotte (Doornik). Doopvont met koperen deksel met kruisje en opschriften “anno 1619”, “Maria” en “S.Anna”, en recentere stenen voet. Doksaal door architect Van Hoecke (Gent), 1849-51, geschonken door M.J.F.C Van Doorslaer (zie cartouche met opschrift), grijze marmer met zuilen in Rouge Belge, met Korinthische kapitelen van witte marmer, tribune vernieuwd in 1854. Kruisweg van 1902, door Beyaert (Brugge), geschilderd op gedreven koper. Twee broederschapslijsten “des hoogweerdig H. Sacrament”, 1720-1888, in eikenhout, in zuidbeuk met voorstelling van vagevuur in hoogreliëf onderaan. Talrijke marmeren 18de-eeuwse graf- en gedenkplaten van belangrijke families van Waasmunster onder meer op zuilen, in de muur of koorlambriseringen ingewerkt; marmeren oorlogsgedenkplaat voor slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog ingewerkt in lambrisering van noordbeuk.