Kapel Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën of Heidekapel, beschermd monument bij KB van 9.12.1971 en de omgeving ervan gevormd door de aanpalende met beuken beplante percelen als landschap.

Bedevaartkapel ingeplant middenin op de wijk Heide bij een kruispunt van wegen aan de vroegere Oude Heerweg van Gent naar Antwerpen, op ongeveer 2 km ten noordoosten van de parochiekerk van Waasmunster. Tot begin 20ste eeuw kende de wijk slechts schaarse bebouwing maar dit beboste heidegebied is geëvolueerd naar een residentiële villawijk waar de onmiddellijke omgeving van de Heidekapel nu het centrum vormt van een toeristische en gastronomische trekpleister. Tussen de parochiekerk Onze-Lieve-Vrouw en de Heidekapel stonden vroeger 5 kapelletjes langsheen het traject van de ommegang van Onze-Lieve-Vrouw van 7 Weeën opgesteld. De Heidekapel vormde vroeger de rustplaats of derde statie van deze oude ook zogenaamde Heikewipommegang; nu telt de ommegang zeven statiekapellen (zie ook onder Molenstraat zonder nummer, eerste statiekapel van de ommegang van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën).

Precieze gegevens die met zekerheid uitsluitsel geven over de oorsprong van de eerste Heidekapel zijn er niet. Enerzijds is geschiedenis van de Heidekapel gerelateerd aan de jaarlijkse processie die te Waasmunster vanouds op 25 maart, feestdag van Maria Boodschap, doorgaat. In 1351 werd door Philip d’Arbois bisschop van Doornik tijdens zijn verblijf in de abdij Roosenberg te Waasmunster de ommegang ingesteld. Aan dit feit koppelen auteurs het vermoeden dat er toen al een kapelletje op de Heide bestond. Ook de promotie van de devotie tot Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën in de 15de eeuw zou mogelijk kunnen hebben geleid tot de oprichting van de kapel. Wellicht ging het aanvankelijk om een boomkapelletje, vooraleer een eigenlijke kleine bidplaats gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw ter Heiden werd gebouwd. Volgens sommige bronnen (onder meer De Potter en Broeckaert) dateert het oudste deel van de Heidekapel nog uit het eind van de 15de eeuw, andere auteurs plaatsen deze gotische constructie in de 16de eeuw. Tijdens de godsdiensttroebelen in 1578 zou mogelijk ook deze kapel vernield zijn en nadien hersteld. Vast staat dat de Gentse bisschop A. Triest in 1641 toestemming verleende aan de baljuw van Sombeke om het vervallen kapelletje van Onze-Lieve-Vrouw ter Heiden te verbouwen en te vergroten tot een grotere Mariakapel. De voorgevel werd daarbij aangepast (gedateerd 1641). De werken werden voor de helft betaald door de heer van Sombeke. Op 2 mei 1643 werd het altaar door bisschop Triest gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw altijd Maagd. Eén van de vele fondaties aan de kapel betrof de schenking van de grond rondom de Heidekapel (28.04.1644). De aangroeiende toeloop van bedevaarders maakte een vergroting van de kapel noodzakelijk. Bisschop Philippus van der Noot gaf daarvoor toestemming op 24.03.1710. De zeshoekige vergroting die sindsdien het koor bevat werd toen gerealiseerd. In opdracht van de pastoor werd in 1778 tegen de zuidelijke koorzijde een sacristie toegevoegd. Eind Tweede Wereldoorlog (1940-45) werden vooral de glasramen van de Heidekapel door oorlogsschade getroffen; gerestaureerd door Cesar van Hevele (Gent). De nodige herstellingswerken volgens restauratieplannen in 1978 opgemaakt door architect Fernand Weyers (Sint-Niklaas), gingen in 1980-81 in uitvoering.

Noord-zuid gerichte eenbeukige kapel in bak- en zandsteenbouw in een mooi landschappelijk kader gesitueerd en opvallend door een bijzonder silhouet resulterend uit een aaneenschakeling van bouwvolumes en de pittoreske barok getinte voorgevel. Voorste deel bestaande uit een vrijwel vierkante beuk van twee traveeën onder leien zadeldak; wordt gevolgd door de hogere en bredere zeshoekige centraalbouw (koor in het uiteinde), afgedekt door een leien tentdak bekroond door een elegante houten dakruiter met ijzeren torenkruis. Tegen de achterzijde van het koor aanleunende de lage rechthoekige sacristie onder een half schilddak (leien). Verankerde voorpuntgevel op schouderstukken, horizontaal geleed door drie druiplijsten en bekroond door een ijzeren topkruis. Datering 1641 op centrale gevelsteen: aangebracht tussen de drie omlijste oculi boven de kapeldeur. Deze brede tweedelige rondboogdeur is gevat in een omlijsting met imposten en druiplijst. De deurboog draagt het opschrift: “Consolatrix Afflictorum/ Ora pro nobis” terwijl op de sluitsteen het onder elkaar volgende “IHS/ MAR/ ANNA” naar Jezus, Maria en Anna verwijzen. Fraaie deur aan hengsels en met ijzerbeslag. Op de deurmakelaar wordt met de inscriptie “ANNO/ 1641” het bouwjaar nog eens herhaald. Deurlichten met balusters, binnenluiken, een ijzeren offerbusgleuf en lichtroostertje. Een kleine omlijste beeldnis boven de deur gaat deels schuil achter een ervoor op console geplaatst groot beeld van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën van gepolychromeerd hout (16de eeuw). Dit opvallende element wordt nog extra geaccentueerd door het houten afdak erboven met leien zadeldak en decoratief uitgesneden houten windborden. In beide zijgevels zijn de twee voorste traveeën verlicht door een spitsboogvenster in geprofileerde zandstenen omlijsting, onder de dakoverstek met dakzool op decoratieve houten consoles. De centraalbouw (1710) vertoont in tegenstelling tot het voorgaande deel van de kapel een zandstenen sokkel, dito hoeklisenen en een aflijnende geprofileerde daklijst op tandlijst (grijsgeschilderd). Voorzien van steekboogvensters (vier) in zandstenen omlijstingen verrijkt met oren, drupstenen, druiplijst en een sluitsteen geornamenteerd met rolwerk en dropmotief. Sacristiedeur aan de westkant in een vernieuwde omlijsting waarvan de sluitsteen dezelfde versiering vertoont. Op plinthoogte geflankeerd door twee verweerde gevelstenen, linker met nog deels leesbaar opschrift: “I.F D.C??”. Afgeschuinde gevelhoeken.

Bepleisterd en geschilderd kapelinterieur met grijsgeschilderde vensteromlijstingen. Een korfboogvormige brede boog op imposten scheidt het voorste deel van de kapel onder tongewelf van de centraalbouw; het zesdelige stralengewelf vertoont geprofileerde ribben op afgeronde consoles. Twee lage brede wandnissen in de voorste helft van het centrale deel, mogelijk voorheen in functie van biechtstoelen. Houten doksaal met steektrap (18de eeuw).

Mobilair: Bescheiden neoclassicistisch portiekaltaar (19de eeuw) van geschilderd / gemarmerd hout met vlammend hartmotief. Uitgerust in nis met gestoffeerd beeld (steelpop) van Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Hangende houten preekstoel (derde kwart 18de eeuw) op de kuip met voorstelling van de evangelisten, rugpaneel met Onze-Lieve-Vrouw van Zeven Weeën. Trapleuning met beeldje van zittende leeuw met wapenschild Waasmunster; beeldje pelikaan verdwenen. Ingelijste neogotische kruisweg (1890) geschilderd op gedreven koper. Reeks van vier neogotische, gekleurde glas-in-loodramen de zeven smarten van Maria voorstellende (19de eeuw ?), gerestaureerd in 1940-45 door Cesar Van Hevele.