Zogenaamde “Mirabrug” of Hammebrug over de Durme, beschermd als monument bij MB van 21.08.1991. Brug tussen Hamme en Waasmunster (Sombeke), wijk Koolputten. Het wegverkeer van de steenweg Sint-Niklaas-Dendermonde via Elversele, Hamme en Grembergen (tak Kettermuyt) en latere rijksweg N60 verliep tot 1980 over deze brug. Sinds 1971 Mirabrug genoemd naar de film “Mira of de teleurgang van de waterhoek” waarin deze brug door filmregisseur Fons Rademaekers als locatie gebruikt werd.

Het gemeentebestuur van Hamme diende in 1824 een eerste verzoekschrift in om een brug over de Durme te mogen bouwen. De houten draaibrug werd uitgevoerd in 1827. Ze is opgetekend op het situatieplan van 1859 als “pont en charpente”, op de plaats waar vanouds een veer over de Durme gelegen was. In 1894 werden door het ministerie van openbare werken plannen gemaakt, gesigneerd door hoofdingenieur Bourgoignie, voor een nieuwe driedelige metalen vakwerkbrug met draaibaar middendeel. Na goedkeuring in 1896 aanbesteed aan industrieel V. Wanderpepen (Mons); onder meer uitgevoerd door aannemer A. Medaets en afgewerkt in 1900. De oude brug, iets ten westen van de nieuwe brug gelegen werd tijdens de werken voorzien van een hefbrug en nadien gesloopt.

Bij de aftocht van de Belgische troepen in 1914 werd het middengedeelte van de brug gedynamiteerd. De Duitsers bouwden een nieuw vast metalen middengedeelte en merkten de pijlers met de initialen van de Duitse keizer. Na de Eerste Wereldoorlog werd de draaipijler heropgebouwd en de draaibrug hersteld. De aanbesteding was in 1922 toegekend aan de Brusselse aannemer J. Abras. Het draaimechanisme van 1896 werd behouden. In 1925 was de draaibrug hersteld. Opnieuw beschadigd in mei 1940 maar het draaimechanisme bleef intact; het vakwerk werd onmiddellijk gerestaureerd door de firma Nobels-Peelman.

Vanaf 1904 werd de brug gebruikt door de stoomtram Hamme – Temse, later door de tramlijn Antwerpen Linker oever naar Hamme-station. De lijn werd na de Tweede Wereldoorlog geëlektrificeerd, sinds 1959 vervangen door bussen. Het wegdek werd toen vervangen door beton. Sinds 1982 beschadigd, niet meer te sluiten en onbruikbaar geworden. Gerestaureerd door het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Zeeschelde onder leiding van ingenieur P. Van Reeth tussen 2000 en 2002 en plechtig heropend op 18 januari 2003 (zie gedenkplaat). De brug wordt nu nog enkelgebruikt door voetgangers, fietsers en lichte bromfietsen. Het autoverkeer loopt sinds 1980 via een nieuwe betonnen brug een 250 meter stroomafwaarts.

Van de oorspronkelijke constructie, ontworpen in 1894, resten nog de twee aan de landhoofden verbonden vaste gedeelten, namelijk twee vakwerkbruggen met gebogen bovenrand en rechte onderrand bestaande uit tien vakken. Gebogen bovenrand gevormd door een metalen T-stuk waaraan ter versteviging zwaar plaatijzer werd vastgeklonken, gedragen door tien steunen gevormd door vier aan elkaar geklonken L-ijzers. Een zwaar ijzeren vlechtwerk bestaande uit in twee richtingen diagonaal geplaatst geklonken zwaar plaatijzer, staat in voor de verstijving van verticale steunen en het gebogen bovenstuk. Beide landhoofdbruggen zijn geplaatst op een roloplegging. De oude bruggedeelten zijn afsluitbaar met de nog oorspronkelijke ijzeren afsluithekken. Het wegdek is vernieuwd in hout en voorzien van een antisliplaag.

Afgeronde landhoofden en pijlers bekleed met blauwe hardsteen en afgedekt door hardstenen dekplaten; beschermd door nieuwe houten staketsels. De landhoofden zijn voorzien van de oorspronkelijke, smeedijzeren balustrades.

Het draaiende middengedeelte met vakwerkbrug van 1914 en vernieuwde middenpijler en draaimechanisme van 1922, is een lichte V-vormige vakwerkbrug met twee schuin lopende en een horizontale bovenrand en rechte onderrand. Het bestaat uit dertien vakken waarvan het middelste dubbele diagonaal geplaatste verstijvingen heeft, de overige vakken hebben één overhoeks geplaatste verstijving. Nieuw voor deze metaalconstructie zijn de geklonken hoekverstijvingsplaten.

Bij de restauratie moest de hele brug verhoogd worden om verzanding van het draaimechanisme te voorkomen. Het middengedeelte, dat vroeger manueel in beweging gebracht werd via tandwielreductie met verticale zwengel en draaide op een centraal cirkelvormig kamrad, diende volledig herbouwd en kreeg een nieuw bewegingsmechanisme dat elektrisch aangedreven wordt.