In het microreliëf van de Durmevallei, waarvan het maaiveld meestal tussen 0 en +4 meter gelegen is, vormt de omgeving van het “Oude Hof ten Reyen” een zichtbare verhevenheid met een absolute hoogte van meer dan zeven meter. Om diverse redenen waren dergelijke sites in het verleden aantrekkelijk voor de vestiging van permanente bewoning. Ze garandeerden enerzijds veiligheid tegen gebeurlijke overstromingen, maar fungeerden anderzijds als een natuurlijke “schans” tegen vreemde indringers. Het “Oude Hof ten Reyen” is zo’n bevoorrechte site waarvan men op basis van archeologische vondsten vermoedt dat ze reeds in de Romeinse periode bewoond was. Het kasteelpark bevat heel wat loof bomen en vormt vanuit ornitologisch standpunt een belangrijk biotoop. Van het voormalig gebouwenbestand is slechts het woonhuis en een gedeelte van de stallingen bewaard gebleven.

Genetisch en fysisch-geografisch verklaart men deze zandige verhevenhe­den in de Durmevallei als rivierduinen. Etymologisch zijn ze vaak herken­baar aan het suffix “-donk”. Het systematisch opvullingsproces van de “Vlaamse vallei” (cfr. Geogids Bornem), waarvan het huidig Durmedal slechts een onderdeel is, gedurende de jongste ijstijd had een golvend en ondulerend karakter. De toenmalige koude klimaatcondities lieten slechts een karige plantengroei toe, zodat de wind plaatselijk het zand tot duinen samenblies. Dit zand was zowel van fluviatiele (=aangevoerd door de Durme) als van eolische (^aangevoerd door hevige noordenwinden) oor­sprong.

Het voormalige gasthuis “Hoogendonck”, alsook de hoeve Pontrave, duiden op analoge historische sites met een dergelijk valleisite. Beiden zijn eveneens gefundeerd op een stabiele zandige opduiking  midden het vochtige en onbetrouw­bare moeras, waarvan de ondergrond essentieel uit klei en veen is samenge­steld.