Roosenberg III
Het nieuwe klooster werd middenin de bossen ten noorden van het bebouwde dorpscentrum ingeplant bovenop de hoge zandrug van de Wase paracuesta. De Nederlandse architect en benedictijn Dom Hans van der Laan (Vaals) maakte met medewerking van zijn broer Nico van der Laan in 1972-1973 de ontwerpplannen. Het klooster Roosenberg werd in samenwerking met architectenbureau De Vloed (Melle) gebouwd in 1973-1975 (plechtig ingewijd op 6 augustus 1975). In dit kloostergebouw wist architect Hans van der Laan volledig zijn eigen vooruitstrevende nieuwe visie op de essentie van architectuur te realiseren. De tijdloze moderne bouwstijl van het kloostercomplex wordt gekenmerkt door een grote eenvoud, een strenge rechtlijnigheid, de afwezigheid van bogen en van bouwkundige versiersels. De homogeniteit van de constructie, het ervaren van harmonie en schoonheid binnen en buiten de ruimten van het gebouw komen voort uit het hanteren van een moduleprincipe. Uitgaand van een grondmaat werden vaste verhoudingen toegepast bij de compositie van het grondplan, indeling, ruimten, volumes, opstand, ordonnantie, pijlers, wanden en doorbrekingen. Terzelfder tijd werd het kloostergebouw ingepast aan de specifieke vorm van het terrein dat omsloten is door drie bosranden en met wijde uitkijk op het zuiden aan de achterzijde van het domein. Het samengaan van besloten- en openheid vind op eigen wijze zijn herhaling in elke ruimte, vleugel, op de open plaatsen en tuinen van het complex. Dit alles gebeurde op zo’n wijze dat de omgevende natuur de kloosterarchitectuur nog beter tot haar recht laat komen. De basisprincipes die Hans van der Laan hier in zijn beredeneerde architectuur toepaste zijn in zijn theoretische geschriften gepubliceerd.
Het klooster met bezinningscentrum “Abdij Roosenberg” is achterin gelegen zodat het niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. De voorzijde van het complex ligt aan een breed voorplein dat zijdelings bereikt wordt via een lange rechte oprijlaan. Het complex zelf omvat vier vleugels rondom een ruime centrale binnenhof. De georiënteerde kloosterkerk op de noordoostelijke hoek ligt aan de voorzijde links van een omsloten voorhof met de kloosterinkom. De westelijke vleugel, parallel lopend met een openbare voetweg, bevat publiek toegankelijke ruimten (museum en gastenkwartier) en een bovenverdieping met slaapkamers. De zuidvleugel, ook met bovenverdieping, en aanpalende campanile, zien uit op de achterliggende grote gastentuin; gebruik makend van het hellende terrein bezit dit gedeelte een kelderverdieping (met de technische ruimten). De oostelijke kortere vleugel met zusterverblijf telt aansluitend bij de kloostergang slechts één bouwlaag en staat in onmiddellijke verbinding met de kloosterkerk; voorzien van terras aan de kant van de zijdelings gelegen smalle zustertuin. De assen van de vleugels zijn enigszins afgestemd op die van het terrein; dit heeft geleid tot een doorbreking van de strengheid in het concept: binnenhof met kloostergang en voorhof vertonen zo een onregelmatige rechthoekige vorm met slechts twee rechte hoeken.
Het hele complex is opgebouwd met baksteen, beton en ruw hout, alles vertoont wit gekalkte gevels met uitsluitend gebruik van platte daken, daarbij is de horizontale lijn dominant aanwezig is. Dit architectonische aspect is benadrukt door de bijzondere beschermende afdekking die alle muren en gevels bovenaan kregen: een gekartelde rand, samengesteld uit ronde donkerbruin geglazuurde pannen, enigszins als een architecturale decoratie overkomend maar vooral functioneert als een bindelement voor het geheel.
Een onderbreking in de gesloten voorgevel vormt de toegang, voorzien van poort onder uitspringend houten afdak. Een gevelsteen rechts ervan met vermelding: “Roosenberg/ Mariazusters van Franciscus” en een klein kruisje op de poortluifel verwijzen discreet naar de religieuze bestemming van het gebouw. Men betreedt eerst de voorhof opgevat als een atrium voorzien van omlopende galerij met in de schuin tegenover liggende hoeken de poorten van kloosterkerk en klooster. In de achterwand van het voorplein een herdenkingssteen aan de inwijding met een opschrift ontleend aan poëzie van priester-dichter Gery Helderenberg. Bronzen beeld (1977) van de Heilige Franciscus van Assisi met lam en hond, van de Nederlands beeldhouwer Niel Steenbergen in de hoek van het verharde pleintje.
De kloosterkerk toegewijd aan de Heilige Maagd Moeder van de Kerk vormt niet enkel het hoofdvolume van de voorste vleugel maar bezit ook ten overstaan van de rest van het kloostercomplex een enigszins dominant karakter. Essentieel daarbij is het achthoekige deel dat boven de gesloten rechthoekige grondvorm uittorent. De blinde gevels aan de tuinzijde vertonen op de zuidoostelijke gevelhoek twee gevelstenen met opschrift “Hic deum/ adora”.
Inwendig bezit de kloosterkerk een rondgang met pijlers, van hetzelfde type als op de aanpalende voorhof, die de scheiding vormen met het achthoekige centrale deel van de bidruimte. De kloosterkerk betrekt haar licht enkel van boven uit, via twee vensters in elke zijde van de achthoek. De inrichting van de kapel, volledig naar ontwerp van Hans van der Laan uitgevoerd, vormt een niet weg te denken aanvulling op de architecturale ruimte. De bidbanken, het centraal geplaatste altaar, het tabernakel in een uitgebouwde nis aan de oostzijde, vinden hun vaste plaats in het concept. Dit is eveneens het geval voor het andere samengaande sobere meubilair dat met plankjes van dezelfde breedte en dikte voor de meeste zalen en kamers van het klooster werd gemaakt naar plannen van de architect. In de binnenafwerking van het klooster (houten zolderingen, deuren en meubelen) is een beperkt kleurengamma gebruikt afgestemd op de omgeving en de uniforme natuurstenen tegelvloer van het geheel. Ook de armaturen van lampen en de wandkruisen vertonen dezelfde eenvoudige vormgeving van zijn hand. Slechts op een paar plaatsen werd, eveneens zoals voorzien door H. van der Laan, een figuratieve wanddecoratie aangebracht: een fresco van een tronende Onze-Lieve-Vrouw tussen de Heilige Paulus en de Heilige Petrus tegen de achterwand van de kloosterkerk, gesigneerd Theodore Strawinksky (1977); in de doorgang naar de klokkentoren een natuurstenen reliëf van Niel Steenbergen verwijzend naar het oude zegel van de Roosenbergabdij met tronende Moeder Gods met drie rozen in de hand en dat tevens de overgang symboliseert van de Roosenbergabdij naar de Mariazusters van Franciscus. Twee schilderijen van Rosemarijn van der Does: “De transfiguratie van Jezus op de berg Tabor met drie apostelen” in het kloosterpand naast de inkomdeur van de kapel en “De gastvrijheid” in de refter.
Aan de korte oostelijke zijkant van het brede voorplein in 1976 toegevoegde rectorswoning met bergplaats en garage, eveneens ontworpen door H. van der Laan en aansluitend in bouwstijl bij het klooster Roosenberg.
Zusterbegraafplaats gelegen ten noordoosten van de kloosterkerk aan een noord-zuid gerichte dreef binnen het beboste deel van de kloostertuin die grenst aan de Belselestraat. De begraafplaats is aangelegd volgens een bewaard ontwerpplan van 1983 gesigneerd Rik van der Laan (architect en zoon van Nico van der Laan, en neef van Hans van der Laan met wie Hans van der Laan de laatste jaren van zijn leven veel heeft samen gewerkt). Het ontwerp vertoont zeer veel overeenkomsten met het kerkhof dat Hans van der Laan eerder ontwierp voor de abdij in Vaals (zie ontwerpplannen van 1977-79). Half cirkelvormige begraafplaats vijfzijdig omsloten door een hulsthaag “ilex aquifolium” en met een “catalpa bignoniopides” aangeplant in de noordwesthoek. Centraal verheft zich een houten kruis met de typische vormgeving die Hans van der Laan voor kruisen bedacht. Het kruis is met een ijzeren staak bevestigd op een hoge sokkel gemetst met natuurstenen blokken. Het kerkhofkruis staat midden van een breed cirkelvormig perk van laag geschoren struiken “hedera helix hibernica”. Dit perk is voor 2/3 omringd door twee rijen eenvormige graven. Midden een derde voorste rij met twee graven van de eerste rector en eerste zuster overste. Identieke smalle hardstenen grafzerken verbredend naar het boveneinde toe en op gelijke sobere wijze voorzien van een grafschrift.