Sombeke is de benaming van het gehucht dat volledig excentrisch in het zuidoosten van Waasmunster ligt grenzend aan Elversele. Het gehucht gaat op de gelijknamige heerlijkheid Sombeke terug die al werd vermeld in 1448. De woonkern aan Sombekedries in de Durmevallei aan de voet van de helling gevormd door het front van de Wase paracuesta kwam wellicht al in de middeleeuwen tot ontwikkeling. De kern van Sombeke omvat in feite twee driehoekige driesen die haaks op elkaar staan en waartussen de Smoorstraat de verbinding vomt. Sombekedries vormt de noordelijke dries of bovendries van Sombeke, ook nog “capelledries” geheten en is eigenlijk het centrale dorpsplein. De dries wordt afgelijnd door meerdere oude straattracés die hier samenkomen. De noordzijde van Sombekedries tussen Dommelstraat en Warandestraat maakt deel uit van de van west naar oost verlopende oude verbindingsas Lokeren-Waasmunster-Temse of Lage Heerweg (Gent-Antwerpen). Midden de noordzijde van de bovendries werd de aanvankelijke Sint-Rochuskapel gebouwd op de plaats van een oude windmolen. De zuidhoek van het beboomde plein leidt via de Smoorstraat naar de benedendries, ook “Blauwe Hoek” genaamd; deze ligt voor de ingang van het kasteel van Sombeke (zie Kasteelstraat nummers 18, 20, 22). In dit kasteel verbleven de heren van Sombeke die in 1631 als eigenaar van de aanpalende dries werden genoemd. Als driesdorp samengesteld uit twee driesen bezit Sombeke een uniek karakter.

De plaatsnaam “Sombeke” of Het verhaal van een bord dat geschonken was door de wijkraad.

Het jaar van het dorp en de Sombekenaars beslissen op de Dries een bord “Sombeke” te plaatsen. Toenmalig burgemeester Bocklandt laat het bord onmiddellijk verwijderen, wegens geen officiële plaatsnaam. De politiecommissaris gooit het bord ergens weg op de Dries, maar het werd direct terug geplaatst deze keer op een nog opvallender plaats. De burgervader op bezoek bij zin broer Gregoir de beenhouwer, ziet het bord natuurlijk weer staan en keert terug naar het politiebureel om er commissaris Vereecken eens goed van langs te geven. Hij dacht dat die mee in het complot zat, omdat hij Sombekenaar is. Tot tweemaal toe is dat bord teruggeplaatst, maar tenslotte mocht de naam Sombeke niet gebruikt worden als plaatsnaam.

(Freddy Waterschoot)

De terechtstelling van Thomaes Van Eetvelde in Sombeke

Thomaes Van Eetvelde wordt in 1642 op last van Jacques Laureyns, de baljuw van Sombeke, opgepakt. De aanklacht luidt dat hij zich zonder de nodige papieren in de heerlijkheid van Sombeke bevindt als vagebond. Hij heeft daar ook hout gekapt en rapen geroofd. Na ondervraging bekent hij dat hij bijna zes jaar eerder, in 1636, in Wambeek Gillis Van Laethem heeft verwond op het hof van Cathelijne Vandenberghe, de weduwe van Laureijs Vander Gucht. Gillis is later aan zijn verwondingen overleden en Thomaes is onmiddellijk uit Wambeek gevlucht. Sedertdien is hij vagebond en woont samen met iemand waarmee hij niet is getrouwd. Na raadpleging in Wambeke wordt de doodslag daar bevestigd. Daarop besluit de heer van Sombeke, als eisende partij, dat hij volgens de geldende rechtsregels tot de dood moet worden veroordeeld. De heerlijkheid Sombeke beschikt immer over de hoge justitie en kon iemand ter dood veroordelen en terechtstellen. De veroordeling wordt door de Raad van Vlaanderen bevestigd en Thomaes wordt onthoofd, waarschijnlijk op de Dries van Sombeke, en zijn lijk wordt op het rad gelegd ten prooi aan de vogels, ten noorden van de Dries ongeveer waar nu de Galgenwegel is gesitueerd.

(Freddy Waterschoot)

Verhaal

Den Bult van der Els woonde bij zijn zuster op de Dries en was een genie in het berekenen van de uitslagen van vluchtwedstrijden van duiven. Maar hij was ook het type die iedereen belachelijk wou maken en allerlei streken uithaalde om dingen in de war te laten lopen. En zo …

Na een wielerwedstrijd van de kermiskoers op donderdag in cafe de Zwaluw hadden de gendarmes de gewoonte om een drankje te komen drinken dat door de organisatoren werd aangeboden. En

Den Bult was er als de kippen bij om hen enkele vragen te stellen. Hij vroeg hen “heren, peinzen, moogt ge da ?”. De gendarmes dachten dat ze te maken hadden met een sukkelaar antwoorden : “zeker manneken”, waarop Den Bult, even wachtte om de aandacht van het cafepubliek te trekken, kordaat repliceerde : “ik peis da gulder twee smeerlappen zijt” en zo gans ‘t cafe aan t lachen zette. En de gendarmes zo rap weg als mogelijk.